‘De nieuwe stad’ is letterlijk en figuurlijk dichtbij
KAW publiceerde in 2020 al onderzoek waaruit bleek dat 600.000 tot 800.000 extra woningen in bestaande naoorlogse wijken zouden kunnen verrijzen. Een verdere analyse en een nieuw onderzoek tonen aan dat daarbovenop nog eens 200.000 huizen extra mogelijk zijn. Die kunnen er volgens de KAW-publicatie ‘Ruimte zat voor de nieuwe stad - Onderzoek naar nog beter gebruik van de ruimte die we al hebben’ komen dankzij drie trends:
- De verbrandingsmotor verdwijnt, waardoor 850 binnenstedelijke tankstations straks overbodig zijn: in de stad zullen automobilisten vooral gebruikmaken van laadpalen aan huis of in de eigen straat. Transformatie van de tankstations kan 88.000 nieuwe woningen opleveren, en dat binnen 10 tot 20 jaar.
- Minimaal 750 verouderde (grote) zorgcomplexen zullen de komende jaren structureel worden vernieuwd door de toenemende vraag naar kleinschalig wonen in hofjes én de trend van langer thuiswonende ouderen. Dat kan de komende 20 jaar 26.000 nieuwe woningen opleveren.
- Veel wijkwinkelcentra zijn verouderd en eenlaags en kampen met leegstand, terwijl winkelen steeds vaker online gebeurt. Transformatie naar combinatiefuncties van wonen, werken en winkelen kan in de komende 10 tot 20 jaar tot 86.000 nieuwe woningen opleveren.
Bij 1: Vanaf 2030 mogen in Nederland geen auto’s met brandstofmotor meer worden verkocht en vanaf 2050 mogen ze zelfs de weg niet meer op. Steeds vaker verschijnt in het straatbeeld de elektrische auto, die overal in de buurt van een stopcontact kan worden opgeladen. Langs snelwegen zullen tankstations worden getransformeerd tot laadstations, maar binnenstedelijk worden tankstations overbodig. De meeste binnenstedelijke tankstations zijn goed ontsloten, bevinden zich vaak in de buurt van voorzieningen en zijn dus aantrekkelijk om te transformeren tot woningen met ecodaken plus voorzieningen en hubs voor moderne deelmobiliteit.
Bij 2: Ouderen willen in toenemende mate hun woning aanpassen, in plaats van te verhuizen naar een verpleeghuis. De huidige, veelal grote zorgcomplexen zijn vaak ‘verstopt’, zonder logische verbinding met de buurt. Met nieuwe woonvormen tussen zware zorg en lichte hulp en ondersteuning kunnen ouderen langer zelfstandig blijven wonen in hun vertrouwde buurt. Voorwaarde is dat nieuwe concepten in bestaande wijken, met een mix van jong en oud, een sterk netwerk van professionals en vrijwilligers krijgen.
Bij 3: Huidige naoorlogse wijkwinkelcentra zijn vaak naar binnen gekeerde panden, met grote vlakken asfalt eromheen voor parkeerplaatsen en met een eenzijdige oriëntatie op de auto. Door renovatie of sloop en nieuwbouw (2,7 miljoen m2 winkelvastgoed komt hiervoor in aanmerking) kunnen aantrekkelijker woon-werk-winkelgebieden ontstaan, met extra voorzieningen, horeca en maatschappelijke functies. Dat is goed voor de vitaliteit van de stad, zeker als er kleinschalige mobiliteitshubs aan worden toegevoegd.
KAW adviseert dus om de bestaande stad als uitgangspunt te nemen: niet vechten tegen de veranderingen, maar mét de veranderingen. Die noodzaak daarvoor is groot. Hedendaagse steden moeten kunnen omgaan met klimaatverandering, demografische processen en intelligente oplossingen voor mobiliteit en energievoorziening. Als we ons alleen blijven richten op ‘utopische modellen voor de stad van de toekomst’, blijft de oude stad straks alleen bereikbaar voor de happy few, vreest KAW.
Met het onderzoek rekent KAW af met het idee, dat het antwoord op de grote vraag naar nieuwe woningen vooral buitenstedelijk gezocht moet worden. KAW wijst op de enorme ruimtelijke kansen die er juist nu binnenstedelijk liggen. Bovendien zijn er andere argumenten om de blik op de (binnen)stad te richten. Nieuwe woningen, gekoppeld aan wijkvoorzieningen en maatschappelijke functies, kunnen bestaande steden verrijken. En daarbij is buitenstedelijk bouwen, waarvoor ook een compleet nieuwe infrastructuur nodig is, veel duurder dan het slim transformeren van bestaande stadslocaties, vindt KAW-directeur Reimar Van Meding: “Bouwen in het groen zou efficiënter en goedkoper zijn, maar ik kan geen enkel buitenstedelijk praktijkvoorbeeld noemen waarvoor dat daadwerkelijk geldt.” Bovendien, aldus Van Meding, zou ook het ‘maatschappelijk rendement’ van een toegenomen leefbaarheid in de stad meegewogen moeten worden.
Een ander argument in het onderzoek is de tijdspanne van transformatie. KAW gebruikt het voorbeeld van de stad Almere, de laatste ‘nieuwe’ stad die werd gebouwd: het duurde 46 jaar voordat de locatie uitgroeide naar een stad met voorzieningen voor 200.000 inwoners. In de bestaande stad zijn de voorzieningen al aanwezig. En met de drie pijlers (transformatie van tankstations, zorgcomplexen en wijkwinkelcentra) kan snel worden begonnen en is dat aantal (uitgaande van 200.000 inwoners) binnen 20 jaar 2 x haalbaar. Die kortere transformatietijd is van groot belang, gezien de enorme vraag naar betaalbare woningen.