Smart in MIRT: behoefte aan inzicht in concrete mogelijkheden

In het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) werken Rijk en regio’s samen met de omgeving aan slimme, duurzame en klimaatbestendige oplossingen voor knelpunten op bepaalde trajecten. Dan kan het gaan om de aanleg van een nieuwe weg of brug, dus om grote infrastructurele projecten. Toch moet de blik wat Michiel Beck en Ronald Adams, collega’s van respectievelijk IenW en Rijkswaterstaat, betreft niet alleen daarop gericht zijn. Digitale mogelijkheden rond mobiliteit ontwikkelen zich immers veel sneller dan de tijd die het kost om bijvoorbeeld een nieuwe snelweg aan te leggen. Des te belangrijker om bij grote infrastructurele projecten rekening te houden met huidige én aankomende toepassingen van Smart Mobility. “Wij willen projectleiders een overzicht geven van de mogelijkheden, op basis waarvan zij de nodige afwegingen kunnen maken”, aldus Michiel en Ronald. Zij slaan de handen ineen en ontwikkelen samen een werkagenda.
“Nu Smart Mobility ‘volwassen’ wordt, moeten we het ook een volwassen onderdeel maken van infraprojecten en van de dagelijkse werkwijze en werkprocessen. Met de werkagenda onderzoeken we wat dat kan gaan betekenen voor MIRT-projecten en -programma’s en voor de manier van besluitvorming rond Smart Mobility.”
“Hoe meer we gebruik maken van Smart Mobility-toepassingen, hoe groter het effect, en hoe belangrijker dat we er op de goede manier afspraken over maken.”
Proeffase voorbij
“Het doen van proeven, en de tijd dat Smart Mobility een project ‘an sich’ was, die fase zijn we echt wel voorbij”, vertelt Michiel. “Vaststaat dat Smart Mobility een volwaardige bijdrage levert aan beleidsdoelstellingen als schoner, veiliger en efficiënter verkeer”, vult Ronald aan. “Geautomatiseerd rijden en daarmee ook automatisch afstand houden, kan bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid. Hetzelfde geldt voor verkeerslichten die bepaalde groepen verkeersdeelnemers op het juiste moment prioriteit geven. Door zo vaak als mogelijk op het juiste moment groen te geven, dragen ze ook bij aan het terugdringen van de uitstoot. Deze toepassingen worden stapje voor stapje steeds normaler. Hoe meer we er gebruik van maken, hoe groter het effect, en hoe belangrijker dat we er op de goede manier afspraken over maken. Met álle partijen, lokaal, regionaal, landelijk én internationaal. En dus ook in het MIRT.”
Van idee tot snelweg
Door de MIRT-projectleiders wordt nu nog heel verschillend tegen Smart Mobility aangekeken, merken ze. “De een is enthousiast en nieuwsgierig en staat open voor de vele mogelijkheden. De ander staat er afwachtender tegenover.” Michiel: “Met de opdracht ‘doe iets met Smart Mobility’ kunnen projectleiders niks. Dat komt omdat het nu een containerbegrip is. Het is tijd om de toepassing van Smart Mobility te vertalen in concrete stappen en mogelijkheden, van eerste idee tot daadwerkelijke uitvoering. Projectleiders willen antwoord op de vraag ‘hoe dan’. Ze willen weten hoe ze de mogelijkheden van ‘smart’ bij alle stappen van MIRT-projecten kunnen meenemen, waarop ze wel invloed hebben en waarop niet. Wél op het slim afstellen van verkeerslichten, níet op het aantal zelfrijdende auto’s. De dynamiek is anders dan die van aanleg, beheer en onderhoud van wegen. Als we het thema op een volwassen manier willen benaderen, moeten we op een punt komen dat alle betrokken overheids- en marktpartijen weten hoe ermee om te gaan.”
“De ene projectleider is enthousiast en nieuwsgierig naar Smart Mobility en staat open voor de mogelijkheden. De ander is wat afwachtender. ”
Werkagenda
De eerste stap die nu op initiatief van Michiel en Ronald wordt gezet, is de werkagenda. “Daarmee willen we de discussie voeden die DGMo, RWS, gemeenten en provincies met elkaar moeten voeren”, legt Ronald uit. De werkagenda bevat een aantal prioriteiten. “Om te beginnen willen we een overzicht creëren van Smart Mobility-toepassingen en afspraken maken over wat je op welk schaalniveau oppakt, zowel binnen als buiten het MIRT. Daar zullen projectleiders al enorm mee geholpen zijn, omdat het iets van houvast biedt. Er zijn duidelijke afspraken nodig over wat er bij een projectleider ligt, en wat er regionaal/gebiedsgericht, landelijk en internationaal wordt opgepakt. Vervolgens willen we antwoord geven op de vraag: wat leveren smart mobility-maatregelen op in relatie tot schonere, veiligere en efficiëntere mobiliteit? Die inzichten zijn nodig voor de vervolgvraag: hoe neem je Smart Mobility mee in de modellen die we gebruiken voor bijvoorbeeld de aanleg van een weg?”, aldus Ronald. “En tenslotte moet de werkagenda behulpzaam zijn bij de vraag wat dit alles betekent voor de werkwijze binnen organisaties”, vult Michiel aan. “Dat laatste is aan de betrokken partijen zelf om over na te denken en actief mee aan de slag te gaan. De werkagenda geeft daar handvatten voor”, vertelt Beck. In ieder geval de eerste drie vragen willen zij dit jaar beantwoord hebben.
Vragen over de werkagenda? Neem contact op met Michiel Beck of Ronald Adams via michiel.beck@minienw.nl of ronald.adams@rws.nl.
Deel dit artikel op