Kansen voor mobiliteitstransitie bij voorhoede in de stad

De druk op de openbare ruimte in met name binnensteden is groot. Dit vraagt om een andere aanpak van de verschillende ruimtelijke opgaven en dus ook van die van mobiliteit. Deelmobiliteit kan een belangrijke rol spelen in die stedelijke mobiliteitstransitie. Sebastiaan van der Hijden, clustertrekker Smart Mobility en Deelmobiliteit bij de gemeente Utrecht, onderzocht hoe bewoners, ondernemers en andere partijen in de stad tegen de mobiliteitstransitie aankijken, waarbij er steeds minder ruimte komt voor de fossiele privéauto. “In Utrecht nemen nagenoeg stilstaande auto’s circa 52 voetbalvelden aan ruimte in, die we ook kunnen benutten voor groen, spelen en ontmoeten.”
Beweging in de transitie
“De mobiliteitstransitie speelt het meest waar de druk op ruimte het grootst is”, vertelt Sebastiaan. “Het is duidelijk dat er in de binnensteden al beweging zit. Op foto’s van de jaren ’70 of ’80 zie je een stad in de ban van automobiliteit. Sindsdien is er veel vooruitgang in de openbare ruimte geboekt. In Utrecht werd de singel in 1968 onderbroken door een snelweg. Die ‘historische fout’ is inmiddels gelukkig hersteld.” De mobiliteitstransitie dreigt echter vast te lopen. “Vooral in de oude wijken zit weerstand. Probeer daar maar eens betaald parkeren of vergunningplicht in te voeren. Restrictief beleid dat de eigen auto ontmoedigt, levert altijd gedoe op.” Dat bracht hem ertoe te onderzoeken welke aangrijpingspunten er zijn om de mobiliteitstransitie weer in beweging te krijgen.
“Er is veel vooruitgang geboekt in de openbare ruimte sinds de jaren ’70 en ’80, toen de stad nog in de ban van was van automobiliteit.”
Onderzoek
Een enquête onder 1200 bewoners leverde vooral respons van hoogopgeleiden op en minder uit de volkse wijken. Negen van de 10 Utrechters uit deze groep blijkt te willen vasthouden aan de eigen auto. “Redenen zijn vooral comfort, gemak en zekerheid. En, ten opzichte van het OV, de mogelijkheid om meerdere mensen en bagage mee te nemen en tussenstops te maken. Tegelijk zie je dat hoogopgeleiden ook vóór veel transitiemaatregelen zijn. Het gaat hen dan vooral om verbetering van de eigen leefomgeving: schone lucht, gezondheid en ruimte voor kinderen om te spelen.” Net als vele andere steden in ons land kent ook Utrecht een aanzienlijke bouwopgave. “Er komen in de stad 60.000 woningen, 100.000 inwoners en 85.000 banen bij tot 2040. Daarbij gaat het vooral om herontwikkelingslocaties zoals bedrijventerreinen. Tegelijk zitten we met een oppervlakte van circa 52 voetbalvelden aan auto’s die slechts drie keer of minder per maand gebruikt worden. Je snapt dat we die graag de stad uit willen krijgen. Maar zomaar parkeerplekken opheffen levert bijna altijd problemen op en het bezit van die eigen auto weegt zwaar. Daar stokt nu de mobiliteitstransitie. En daarmee ligt er echt een opgave voor gemeenten om bewoners te verleiden daarvan afstand te doen.”
Slimmer beleid

Er zijn volgens Sebastiaan wel degelijk manieren voor gemeenten om de richting en het tempo van de stedelijke mobiliteitstransitie te beïnvloeden. “Het begint bij bewustwording: bewoners zelf laten ervaren hoe fijn het is om te wonen in een straat zonder auto’s, bijvoorbeeld met een tijdelijk experiment. Ook helpt het om te zoeken naar een voorhoede van mensen die openstaan voor verandering en bereid zijn om afstand te doen van hun auto. Ontzorg en faciliteer hen, beloon ze in financiële zin of in natura, met meer groen, speeltoestellen of straatmeubilair. Maak daarnaast op een slimme manier de eigen auto minder aantrekkelijk. Kondig toekomstige parkeer- of vergunningenplafonds aan. En zorg ervoor dat bijvoorbeeld ingeleverde vergunningen niet opnieuw worden uitgegeven. Zo weten mensen: als ik daar ga wonen, is er geen ruimte voor mijn eigen auto.” Ook moet er gekeken worden naar het betaald parkeren. “De ruimte in binnensteden is schaars en die druk neemt alleen maar toe. Toch is de lage m2-prijs van een parkeerplek totaal niet in verhouding met de hoge m2-prijs van woning. Die prijs moet echt omhoog. Als we het betaald parkeren over een langere periode duurder maken, kan dat ook zeker ontmoedigend werken.” En dan is er nog het belang van de juiste boodschap. “In plaats van de nadruk te leggen op de gevoeligheid rond het autobezit, moet de focus veel meer liggen op leefkwaliteit”, aldus Sebastiaan. “Bewoners moeten we ervan bewust maken dat het eigenlijk een uitzondering is dat je zomaar mag parkeren in de openbare ruimte. Je ontneemt de ruimte van andere functies: groen, spelen en ontmoeten. Praat dan ook niet over het terugdringen van parkeren, maar over het creëren van een gezonde, prettige leefomgeving. In wijken waarin een verandering is doorgevoerd, zijn bewoners achteraf altijd blij. Laat hen het verhaal ook vooral doorvertellen. Goed voorbeeld doet goed volgen.”

“Er zijn meer en betere alternatieven nodig voor de eigen auto.”
Samen zorgen voor alternatieven
Ook het tekort aan alternatieven voor de eigen auto remt de mobiliteitstransitie. “Het OV buiten Utrecht Centrum wordt door de respondenten als matig ervaren. Daarbij vinden mensen deelvervoer duur en blijft het aanbod achter. Er is dus meer nodig.” Daarmee doelt Sebastiaan op de rol van het Rijk, dat volgens hem veel meer transitiepartner zou moeten worden. “Terwijl de stad bezig is om de rol van de benzine-aangedreven auto kleiner te maken, remt het fiscale beleid van het Rijk het hebben van een eigen auto niet af en krijgt de A27 bij Amelisweerd er nog een paar rijbanen bij. Hoe valt dat uit te leggen? Met de wijk Leidsche Rijn heeft Utrecht er vanaf 1998 al 100.000 inwoners bij gekregen. Tot 2040 worden dat er nog 100.000 meer. Als je wilt dat die niet allemaal in de eigen auto gaan stappen, moet je zorgen voor fantastische regionale tram-, metro- en busverbindingen en regiohubs rondom Utrecht om voor de laatste kilometers van de auto op OV over te stappen. Utrecht heeft daar zelf de middelen niet voor. Kijk naar een succesvol regionaal netwerk als de Randstadrail in de regio Den Haag en Rotterdam. Dat kost miljarden om aan te leggen en er gaat bovendien 20 jaar overheen. Als we echt willen dat dingen veranderen, zullen we het - veel meer dan nu - samen moeten doen. En dan is er geen tijd te verliezen.”
Deel dit artikel op